De auteur beschrijft hoe en welke informatie verkregen kan worden van fossiele mest van grote herbivoren. Op grond van de morfologie en de grote van de fractie (drooggewicht in gr.) en soms op haarinhoud, kan van fossiele mest bepaald worden van welke herbivoor het afkomstig is. Bovendien kan uit de inhoud ervan conclusies getrokken worden over: de vegetatie, het dieet van het dier, het seizoen, de ouderdom van het fossiel d.m.v. koolstofisotoop-datering, eventuele veranderingen in het dieet, mogelijke oorzaak van uitsterven, de sexe van het dier dat de mest heeft achtergelaten en veranderingen in het milieu. Er wordt een overzicht gegeven van locaties (grotten) op het Colorado Plateau waar mest is gevonden van Bison sp., Mammuthus sp., Nothrotheriops shastensis (grondluiaard) en Oreamnos harringtoni (uitgestorven berggeit). De volgende conclusies worden getrokken over de dieetsamenstelling van de hiervoor genoemde soorten van het Colorado Plateau: de mammoet: verschillende plantensoorten, maar overwegend (1/3 deel van de totale mestinhoud) grassen; de uitgestorven berggeit: vnl. grassen en ook jonge scheuten; de grondluiaard: vnl. jonge scheuten en daarbij ook grassen; de bizon: merendeels grassen en daarbij jonge scheuten.