Overblijfselen of sporen van planten en dieren die in de aarde bewaard zijn gebleven, noemen we fossielen. Meestal blijven alleen harde delen bewaard, zoals botten, tanden en schelpen. Alle planten en dieren zijn echter voor een groot deel opgebouwd uit weke delen (zoals ingewanden en spieren). Deze verdwijnen meestal snel na het sterven van het organisme doordat ze worden opgegeten of omdat ze verrotten. Daarom vinden we weke delen meestal niet als fossiel terug. Onder bijzondere omstandigheden kunnen weke delen toch als fossiel bewaard blijven. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een organisme na zijn dood terecht komt op een plaats waar geen rotting optreedt of waar geen aaseters leven. Een voorbeeld van zo’n plaats is de zuurstofarme bodem van een meer of zee. Tot nu toe zijn meer dan 50 vindplaatsen bekend waar fossielen van weke delen gevonden worden. Zes van deze vindplaatsen worden belicht op de tentoonstelling ’Contouren van een ver verleden/ zeldzame fossielen in het Museon’. Dit zijn Lesmahagow (Midland-Valley, Zuid-Schotland), Bundenbach (Hunsrück, Duitsland), Achanarras (Noord-Schotland), Holzmaden (Zuidwest-Duitsland), Araripe (Noordoost-Brazilië) en Green River (Wyoming, Verenigde Staten). De ouderdom van de fossielen varieert van Onder-Siluur (421 – 438 miljoen jaar oud) tot Eoceen (38 – 55 miljoen jaar oud). Er worden fossielen getoond van de zes vindplaatsen en er wordt uitgelegd waarom juist op deze plaatsen de fossielen zo goed bewaard zijn gebleven. Het grootste deel van de getoonde fossielen, is afkomstig uit de eigen collectie van het Museon.