Eind vorig jaar publiceerden John de Vos, Paul Sondaar en Jelle Reumer een nieuwe scenario over de evolutie van de mens, en dan met name over de evolutie van het rechtop lopen. Eén van de typische kenmerken van de mens is, dat hij als enige primaat rechtop loopt. Die overgang van het lopen op vier poten naar het lopen op de achterbenen gebeurde al vrij vroeg in de evolutie van de mens. Zo zijn in Laetoli in Tanzania voetsporen gevonden van meer dan 2 miljoen jaar oud (fig. 1). Aan deze voetsporen is te zien dat het wezen dat ze gemaakt heeft, rechtop gelopen moet hebben. De vroege mensachtigen die rechtop gingen lopen behoren tot het geslacht Australopithecus. De bekendste vertegenwoordiger van dit geslacht is Lucy, een incompleet skelet dat in Ethiopië gevonden is. Aan botten van Australopithecus is goed te zien dat deze aapmens al rechtop liep, alhoewel hun voortbeweging nog verschilde van die van de moderne mens. Maar waarom zijn onze voorouders toen ze de bos voor de savanne verruilden op hun achterbenen gaan staan? In wetenschappelijke kringen is er al heel wat gespeculeerd over deze vraag. Sommige ideeën zijn: ○ om de handen vrij te hebben om stenen te kunnen werpen of werktuigen te maken ○ om voedsel naar het kamp te kunnen dragen ○ om de geslachtsorganen beter te laten zien ○ om over het gras heen te kunnen kijken ○ om minder blootgesteld te zijn aan de zon