Op een vroege Goede Vrijdag, 2 april 2010, zat ik naast mijn vader in de auto op weg naar het strand nabij Hoek van Holland. Daar is het strand namelijk opgespoten met zanden rijk aan Pleistocene zoogdierfossielen. Ik had al de nodige mooie vondsten gedaan, zoals een molaarfragment van een mammoet, een distaal gewricht van de humerus van een mammoet en een stuk sternum van een mammoet. “Beetje veel mammoet...” bedacht ik in de auto. Ik wou daarom voor de variatie in mijn kleine collectie Pleistoceen materiaal ook nog graag eens iets van een wolharige neushoorn vinden. Zo’n vuistgrote bovenkaakskies zou erg leuk zijn. Maar een bovenkaakskies werd het niet.