Johannes Leendert van Soest werd op 13 oktober 1898 in Den Haag geboren. Na het behalen van zijn eindexamen HBS-B in Arnhem, vertrekt hij naar Delft waar hij een studie gaat volgen aan de Technische Hogeschool, wat in 1925 resulteert in het behalen van de ingenieursbul aan de afdeling elektrotechniek. In 1927 wordt hij benoemd als ingenieur aan het Physisch Laboratorium van de PTT, dat voor 1941 ressorteerde onder het Ministerie van Defensie. Van Soest heeft zich aldaar dan ook beziggehouden met researchwerk ten behoeve van de Nederlandse defensie. Tijdens de oorlogsjaren heeft hij een radiozender gebouwd, die het na de bevrijding nog enige tijd goed heeft gedaan. In 1949 volgt zijn benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de afdeling elektrotechniek aan de Delftse TH. In zijn functie als hoofdingenieur-directeur neemt hij op 15 mei 1964 afscheid van het Physisch Laboratorium wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, waarna hij zich met nog meer elan kan gaan wijden aan de botanie, zijn grootste liefhebberij. De liefde voor de botanie kwam voor het eerst bij hem tot uiting zo omstreeks 1917 in zijn correspondentie met floristen als Heukels en Kloos, aangaande een flora die Van Soest op dat moment aan het samenstellen is en waarvan het eerste deel in 1924 zal verschijnen, namelijk de Flora van Arnhem. Nadat hij tijdens de vergadering van 29 februari 1920 lid is geworden van de Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging, maakt hij tijdens het doorlezen van enkele oude jaargangen van het Nederlandsch Kruidkundig Archief, kennis met het plantenkarteringssysteem van Goethart en Jongmans, die in het begin van deze eeuw de verspreiding van de Nederlandse plantesoorten op kaartjes hebben weergegeven en tot aan 1907 in verschillende afleveringen verscheidene plantekaartjes ook hebben doen uitgeven. Van Soest ziet het grote voordeel in van deze plantenkartering en al spoedig publiceert hij in Natura zijn eerste plantekaartjes, vergezeld door een kort tekstje, in een eigen rubriek: „Plantengeografische aanteekeningen en kaartjes”. Per aflevering behandelt hij één bepaalde plantesoort zowel wat betreft het voorkomen, als wat betreft de toen bekende groeiplaatsen. Deze kaartjes vormen de basis van een studie, die leidt tot zijn indeling van Nederland in plantengeografische districten, zoals deze nog steeds is opgenomen in de recente drukken van de Nederlandse Flora’s. De plantekaartjes in Natura en de publicatie over de indeling in plantengeografische districten hebben een duidelijke verlevendiging van de floristische activiteiten in Nederland ten gevolge gehad.