Ik ben altijd blij als ik weer een Porrhomma verzameld heb, omdat dat weer extra gegevens oplevert en materiaal voor de collectie. Want problemen moeten nu eenmaal opgelost worden door veel materiaal te vergelijken en te meten. De determinaties zijn echter zelden eenvoudig. Je moet hoge eisen stellen aan je optiek, een meetoculair hebben en niet opzien tegen nauwkeurig tellen van stekels en het maken van een vulva-preparaat. En dan nog ben je vaak niet helemaal zeker. Hoe meer je in de literatuur duikt, hoe groter de problemen worden. De soorten blijken op een aantal punten uiterst variabel. De ogen vertonen een tendens om te reduceren afhankelijk van de plaats van voorkomen: in grotten, of vergelijkbare situaties, zijn de ogen klein, terwijl ze buiten de grotten beter ontwikkeld zijn. De bestekeling van de poten is vaak aan één exemplaar links en rechts al verschillend, maar dat kenmerk wordt wel voor soortsherkenning gebruikt ! De vulva is vaak moeilijk interpreteerbaar, omdat een kleine draaiing al een ander beeld geeft.