De miljoenen kegels in onze uitgestrekte dennenbossen bevatten een rijkdom aan voedsel. Oliehoudend voedsel, dat opgeslagen ligt in de zaden. Vele vogels en ook andere dieren, die in de bossen leven, weten hiervan te profiteren. Maar de meeste moeten wachten tot het voorjaar, als de warmer wordende zon de kegels doet openspringen, waardoor de zaden op de grond terechtkomen. Een enkeling is slechts in staat vóór die tijd de harde, stugge schubben van de kegels los te krijgen en de zaden te bemachtigen. We denken dan in de eerste plaats aan de kruisbek. Moeder Natuur heeft hem een sterke, gekruiste snavel gegeven en daarmee weet hij zonder moeite de kegels open te breken. Ook de grote bonte specht, die verzot is op de zaden van de grove den, kent het kunstje, maar hij past een andere methode toe dan de kruisbek.