Dit jaar bezocht ik verschillende malen gebieden waar ganzen overwinteren en op doortrek verblijven. Een drietal soorten werd in vrij behoorlijke aantallen waargenomen, nl. rietgans, kolgans en grauwe gans. Een vierde soort, de rotgans, die niet nader zal worden behandeld, werd in matige aantallen gezien in de Zandkreek tussen Noord- en Zuid-Beveland. Op deze tochten werd ik enkele malen vergezeld door Theo Mulder. Hoewel verscheidene keren honderden ganzen tegelijk werden waargenomen, moeten de aantallen vogels aanzienlijk geringer zijn geweest, dan in de winter van 1955/1956. Gezien de wel sterk verschillende weerstgesteldheid is dit alleszins verklaarbaar. Vaak werden in de bezochte gebieden ter plaatse informaties ingewonnen bij bewoners. Opvallend was het, dat de meeste ondervraagden wel het een en ander over de ganzen hadden te vertellen. Een enkele maal konden we op een dergelijke aanwijzing zelfs grote troepen ganzen op het spoor komen, die we anders waarschijnlijk niet hadden ontdekt. Een korte behandeling der soorten volgt nu.