Dit is een van de 29 hoofdstukjes uit het voortreffelijk boekje VOGELLEVEN van Nico Tinbergen, waaraan wij in ons vorige nummer reeds een bespreking hebben gewijd. Wij achten dit boekje, vooral voor beginnende, maar ook voor gevorderde vogelliefhebbers van zoveel belang, dat wij er thans, met toestemming van de Uitgeverij Ploegsma te Amsterdam, een heel hoofdstuk aan ontlenen. Wij hopen, dat dit voor vele lezers van Het Vogeljaar aanleiding zal zijn zich dit kostelijke, rijk geïllustreerde boekje aan te schaffen. De meeste jonge vogels zijn nog zéér afhankelijk, de eerste dagen na hun geboorte. De ouders dienen hen goed te verwarmen, want anders zouden ze doodgaan van de kou. Zelfs als dit warmhouden niet meer strikt noodzakelijk is, en de ouders de jongen reeds geruime tijd alleen laten, warmen ze hen weer in geval van nood, zoals bij een plotselinge onweersvlaag. Bij vele soorten wordt het voedsel aangebracht door de ouders, maar bij anderen, zoals bij eenden en hoenderachtigen, zoeken de jongen van het begin af hun eigen voedsel. Vaak verschilt het voedsel van de jongen van dat van de ouders: zo voeden bijvoorbeeld zaadetende vinken hun kleine jongen met insecten.