Wanneer het geoorloofd is in het jaarverslag van een vereniging als de onze niet alleen een terugblik te werpen op het zeer nabije verleden, maar ook te schouwen over de weg, die voor ons ligt, dan vervult 'dit laatste ons met enige zorg. Immers, talloos zijn de aanslagen op ons landschap, op wat in statistieken nog altijd „woeste gronden” worden genoemd. Trouwens, het is niet alleen de bedreiging van die woeste gronden, die ons verontrust. Ook in het cultuurland zien wij voortdurend veranderingen optreden, die sommige van onze vogelsoorten in ernstige mate schaden. Zo mogen wij bijvoorbeeld niet uit het oog verliezen, dat de kievit in Nederland in sterke mate een cultuurvogel was geworden, die zich voortreffelijk thuis gevoelde op grasland, dat (de onderzoekingen van Prof. Dr. H. Klomp hebben dit wel duidelijk aangetoond) in een zeer bepaalde cultuurtoestand verkeerde.Verandering van die cultuur toestand, die wij om economische redenen niet kunnen of mogen tegenhouden, heeft in de meeste delen des lands een zeer duidelijke achteruitgang van het aantal kieviten veroorzaakt. Een achteruitgang, die naar onze stellige overtuiging wordt geremd door de herhaalde vervroeging van de sluitingsdatum voor het rapen der eieren. Daarom verheugen wij ons er over, dat de Bond van Friese Vogelbeschermingswachten dit jaar aan de regering heeft verzocht, de sluitingsdatum voor Friesland (die zoals bekend een week later ligt dan voor de rest van het land) op korte termijn te vervroegen. Om regeringstechnische redenen kon dit verzoek niet worden ingewilligd. Een woord van dank aan het bestuur van de zojuist genoemde bond, voor zijn openlijke erkenning van het belang van een vroegere sluitingsdatum (tegen de opvattingen van een aantal van zijn leden in) is hier zeker op zijn plaats.