In de Paasweek van 1957 had ik het voorrecht een dag of tien dagelijks te midden van zingende putters te mogen verblijven. Dit was in Goes. Op verschillende plaatsen in de buitenwijken, maar ook vlak bij het centrum in de plantsoenen waren ze geregeld te zien en te horen. Omstreeks Pinksteren was hetzelfde het geval, zodat er niet aan getwijfeld hoeft te worden, dat er hier vrij wat putters moeten broeden. Nu wordt de putter al in 1925 in „Voorkomen en Trek” voor de omgeving van Goes vermeld als „iets gewoner” dan elders. Omdat ik deze soort nu al een kleine dertig jaar in deze omgeving volg, kan ik echter zeggen, dat hij zich er behoorlijk heeft uitgebreid. In andere delen van het eiland Zuid-Beveland is deze uitbreiding eveneens te constateren geweest, jarenlang. Deze zo schitterende vogel houdt nu eenmaal erg van boomgaarden en deze zijn op Zuid-Beveland belangrijk in aantal toegenomen.