We gaan ons nu verdiepen in de mogelijkheden om een door ons opgevoede jonge roofvogel te leren in de vrije natuur zijn kostje op te halen. Ook deze periode van de opvoeding vereist veel zorg en oplettendheid. Het is namelijk niet zo, dat we een jonge roofvogel, wanneer zijn verenkleed volgroeid is en hij goed kan vliegen, zo maar in de natuur kunnen loslaten. Het is meermalen voorgekomen, dat juist door de in kringen van dierenbeschermers wel eens gehuldigde opvatting van „geef dat beest toch zijn vrijheid” een jonge roofvogel werd losgelaten, prachtig wegvloog, doch de hongerdood stierf, omdat hij niet in staat was te jagen en prooien te slaan. Onze verantwoordelijkheid voor de jonge roofvogel strekt zich nog uit over een periode, waarin ze reeds goed kunnen vliegen en reeds een zekere mate van vrijheid en zelfstandigheid bezitten. Pas als we de absolute zekerheid hebben, bijvoorbeeld door directe waarneming, dat een door ons opgevoede jonge roofvogel een prooi heeft buitgemaakt kunnen we onze taak als geëindigd beschouwen.