De verwachtingen voor het broedseizoen 1958 zijn helaas niet uitgekomen zoals werd gehoopt, al valt het resultaat, gezien de weersomstandigheden toch nog mee. De eerste ooievaars kwamen reeds 9 februari, abnormaal vroeg, in ons land. Tot 19 februari werden ooievaars gesignaleerd te Wolphaartsdijk, Utrecht, Maarssen, Vleuten, Borne en tussen Haarlem en Leiden. Door het op 22 februari plotseling invallende winterweer kwam ons land onder sneeuw en ijs te liggen. Dit winterweer bleef aanhouden. De ooievaars hadden daardoor vermoedelijk geen mogelijkheid voldoende voedsel te vinden. Er werd toen in samenwerking met de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, te Amsterdam, via de radio een oproep tot de bevolking gericht om, waar ooievaars hongerend zouden worden aangetroffen, deze te voeren. Ook in de pers verscheen een oproep van dezelfde strekking.