Het artikel van Henk van Dongen in de 5e jrg. nr. 6 noopt mij tot een reactie. Dat er bij wintervoedering het gevaar zou kunnen ontstaan van een te zwakke selectie werd al aangevoerd. Ook, maar dit is even theoretisch, kan er gevaar schuilen in de mogelijkheid, dat misschien bepaalde vogelsoorten veel en andere geen of weinig profijt van de voederingen hebben, waardoor na een strenge winter de verhouding in aantallen tussen deze soorten ongunstig kan worden beinvloed. Geheel anders beschouw ik de ingreep, zoals die beschreven wordt voor de kleine mantelmeeuw. Geheel afgezien van het feit, dat ik betwijfel of wij met een grote stand van kleine mantelmeeuwen beter af zijn dan met die van de zilvers, ben ik huiverig voor de gevolgen van het gedoe zoals beschreven.