Natuurlijk zal elke beschermer er steeds op gespitst zijn mogelijkheden te vinden, die tot vermeerdering van de vogelstand leiden. Reeds lang hebben we deze mogelijkheid voor vele soorten zangvogels. Van de holenbroeders kunnen wij het aantal sterk opvoeren door het ophangen van nestkastjes, die zelfs in stadstuinen meestal spoedig vaste bewoners krijgen. Het gebruik van zgn. nestbuidels, die de Plantenziektenkundige Dienst reeds vele jarenlang propageert, verlokt ook de soorten die de voorkeur geven aan een open nest tot broeden. Experimenten van Sebastian Pfeifer e.a. in Duitsland hebben aangetoond, dat dergelijke nestbuidels belangrijk kunnen bijdragen tot opvoering van de vogelstand. Gebruik op ruimere schaal in Nederland wordt hier dan ook van harte aanbevolen. Overigens zijn het juist de zangvogels die, misschien ten dele door de hierboven vermelde hulpmiddelen, het minst behoefte hebben aan onze hulp. Daarentegen maakt ieder die reeds enige tientallen jaren aandacht schenkt aan de vogelwereld, zich zorgen over de achteruitgang van de meeste steltlopers. Dit geldt vooral voor de op onze weiden broedende soorten als kievit, grutto, tureluur en kemphaan.