De hiervoor afgedrukte opmerkingen naar aanleiding van mijn artikel in Het Vogeljaar van oktober 1959 noodzaken mij aan het kokmeeuwenprobleem nog enige woorden te wijden. Allereerst wil ik wijzen op een verschil tussen de door Rooth en door mij beschouwde relatie. Terwijl Rooth zich uitgesproken heeft over de relatie kokmeeuwen-sterns, heb ik slechts gegevens vermeld over de verhouding kokmeeuwen-visdieven en dááruit mijn conclusies getrokken. Wanneer Rooth dan ook stelt, dat kokmeeuwen aan grote sterns voornamelijk schade berokkenen door voedselparasitisme, en dat dwergsterns zelfs helemaal geen last hebben van kokmeeuwen, ik dit niet kunnen en willen bestrijden, omdat me hierover geen gegevens ter beschikking staan. De gegevens echter, die mij ter beschikking staan omtrent de verhouding visdieven-kokmeeuwen, beschouw ik zelf niet als incidenteel, alhoewel ik niet wil beweren dat ze volledig zijn. Ze zijn gedurende een aantal opeenvolgende jaren verzameld en betreffen steeds feitelijke — d.i. door mijzelf geconstateerde — eierroof door kokmeeuwen. Deze eierroof hangt niet samen met verontrusting, veroorzaakt door de komst van de waarnemer in de kolonie, omdat ze steeds minstens een half uur na het betrekken van de schuiltent optrad, wanneer de rust in de kolonie reeds lang was weergekeerd (zie Het Vogeljaar van december 1959). De waarde van de door mij gegeven getallen wordt daardoor nog groter, dan uit mijn artikel mocht blijken. Ik moet bekennen, dat mijn herinnering mij in de steek gelaten heeft, toen ik in mijn artikel een opmerking maakte over de waarnemingstechniek, door Rooth bij het verzamelen over zijn gegevens toegepast. Echter ook het geheugen van Kooth speelt hem parten, waar hij in de hiervoor gegeven reactie op mijn artikel vermeldt, dat is indertijd zijn mening deelde, als zou de door kokmeeuwen gepleegde visdieveneierroof geen belangrijke rol spelen bij de aantalsregulatie van de visdieven. In 1954 reeds was ik van mening, dat de — door eier- en jongenroof — door kokmeeuwen aan visdieven toegebrachte schade veel ernstiger was dan men algemeen veronderstelde, en ik heb dat in de door Rooth genoemde bespreking niet onder stoelen of banken gestoken. Door de in de loop van de volgende jaren verkregen gegevens is mijn mening in deze alleen nog maar versterkt. Ik sluit mij echter bij Rooth aan, waar hij zegt, dat voedselparasitisme van kokmeeuwen op visdieven niet ernstig is.