Als we de vogelboeken, die in Nederland na de tweede wereldoorlog zijn verschenen, eens vergelijken met de boeken, waarmee Duitse en Engelse uitgevers ons voortdurend verrassen, is het verschil wel pijnlijk groot. Zowel in Collins’ „New Naturalist”-serie en -monografiën, als in de „Neue Brehm-Bücherei” verschijnen voortdurend delen en deeltjes van een verrassend hoog gehalte en van auteurs, die werkelijk wat te vertellen hebben. Daarentegen ontkomt men niet aan de indruk, dat de aanleiding tot het verschijnen van veel Nederlandse boeken vaak de toevallig omstandigheid is, dat een uitgever de beschikking kan krijgen over goedkope buitenlandse illustraties, waarmee hij eens een gokje wil wagen op de boekenmarkt, die blijkbaar voor dit onderwerp nogal „willig” is, Ofwel auteurs laten zich, hetzij door eenzelfde soort winstbejag, of alleen maar het „plaisir de se voir imprimé" verleidden tot publicaties, die toch eigenlijk veelal herhalingen zijn van wat anderen vroeger (soms bovendien veel aardiger) al eens hebben verteld. Zonder vaak zelfs maar de moeite te nemen daarin recente tijdschriftpublicaties te verwerken. Terwijl een meestal incompetente, of door vrienschapsbanden geremde kritiek verzuimt op de gebreken te wijzen.