Over de noodzaak van vogelbescherming behoeft, dunkt mij, in dit gezelschap weinig te worden gezegd. Waarschijnlijk zonder uitzondering beleven wij onze vreugden aan de vogels. En omdat wij deze vreugden hebben leren waarderen, maken wij ons zorgen over de velerlei bedreigingen, die de vogelstand belagen. Ik zal niet trachten ze alle op te sommen. Maar wie er zijn gedachten over laat gaan verbaast zich, dat Nederland nog immer een der vogelrijkste landen van West-Europa is. Doch hij vraagt zich met zorg af, of het mogelijk zal zijn deze toestand te bestendigen? Het antwoord op deze vraag zal pas over vijftig of honderd jaar kunnen worden gegeven. Het is, ingevolge artikel 2 der statuten, de taak van onze vereniging ernaar te streven, dat dit antwoord positief zal zijn, door (en nu citeer ik letterlijk) „Het tegengaan van de uitroeiing van de in het wild levende vogelsoorten en in het algemeen van de vermindering van deze vogels.” Het eerste deel van dit citaat heeft ongetwijfeld vooral betrekking op het opzettelijk doden op grote schaal van bepaalde vogelsoorten, zoals bij voorbeeld de sterntjes, terwille van de mode of andere menselijke belangen, hetgeen de rechtstreekse aanleiding is geweest tot de oprichting van onze vereniging, ruim zestig jaar geleden. Welnu, dit doel is wel grotendeels bereikt. Het opzettelijk doden van grote aantallen vogels behoort vrijwel tot het verleden.