Tegen schemerdonker op de 3e juni 1955 kwamen twee vogelvrienden, die dagen lang door de bossen zwalkten, mij opgewonden en verheugd vertellen, dat zij een nest met drie eieren van de wespendief hadden gevonden in het Edesche bos. De heer A. J. Kuyer stuurde mij in november 1960 zijn waarnemingen over een broedgeval in een bos te Winterswijk, terwijl de heer C. B. van de Geest te Enschede op 7 januari 1961 een uitvoerig artikel publiceerde in het Hengelosche Dagblad, waarin zijn waarnemingen over broedgevallen van de Wespendief in de jaren ’58, ’59 en ’60 zijn verwerkt. Verder vinden we in Veldwaarnemingen XXI (pagina 74, 5e jaargang no 5 van „het Vogeljaar”) de vermeldingen van een broedgeval in 1957 op de West-Veluwe (Smit) en tevens één in Zuid-Limburg (Slijper). Er zullen ongetwijfeld wel meer waarnemingen zijn gedaan, maar die zijn mij niet bekend.