Langs de weg van station Ede-Wageningen naar Bennekom ligt aan de linkerkant, op ongeveer tien minuten gaans, een gemengd bos van loofhout, dennen en beuken, afgewisseld met bouwland parklandschap, weiland, hakhout, larix- en douglasopstanden en hier en daar kaalkap. Dit terrein, behorende tot het Luthers Buitencentrum „Hoekelum” (conferentieoord) is opengesteld voor leden van „Natuurmonumenten” en is ruim 100 ha groot. Wegens het afwisselende boskarakter leek het bijzonder geschikt voor een broedvogelinventarisatie. In 1958 en 1959 is hier een begin mee gemaakt en het ligt in de bedoeling er nog enige tijd mee door te gaan, opdat een indruk wordt verkregen van eventuele fluctuaties. De methodiek van inventarisatie was die, welke o.a. wordt toegepast door de Vogelwerkgroep Haarlem. Voor het vaststellen van territoria van merel, zanglijster en roodbotst werd hoofdzakelijk geteld op enkele windstille avonden in mei, juni en juli. Voor vogels die geregeld op ongeveer dezelfde plaats zingen, bleek het tellen van zingende mannetjes wel te voldoen. Andere vogels, die weinig of niet zingen, kunnen niet op deze wijze worden vastgesteld en er moest dus een andere min of meer betrouwbare telmethode worden bedacht. Dit geldt met name voor zwarte kraai, houtduif, holenduif. spreeuw, huismus, kauwtjes, Vlaamse gaai, ekster en enkele andere vogels. Van deze soorten werd het voorkomen op een bepaalde plaats zo goed mogelijk geschat.