Wanneer het vakantieseizoen voorbij is, begint voor de echte vogelaars juist de tijd, waarin je de mooiste waarnemingen kunt doen. ’t Was dan ook in september, op de tiende van het vorige jaar, dat ik een ontmoeting had om nooit te vergeten. ’s-Morgens was ik met een vriend-vogelaar Wim Kroone naar de Amsterdamse waterleidingduinen getrokken in de buurt van de Zilk. Eerst wandelden we wat langs het strand, maar toen daar niets te zien was, zochten we al gauw de binnenduinrand op. Omdat het zo warm was gingen we op een hoge duintop wat uitrusten, vanwaar we de hele omgeving konden overzien. Vlak voor we de top hadden bereikt, zagen we twee torenvalkjes zwenken en zweven op de thermiek rond de heuveltop, die wij hadden uitverkoren. Plots dook een van de twee naar beneden en kwam even later met een klein muisje in zijn klauwen weer boven. Toen hij ons echter bemerkte, zwenkte hij af en we verloren hem uit het oog. Boven op de duintop lieten we spiedend onze kijkers over het hele heuvelgebied gaan, maar er was niets te zien. We bleven rustig zitten en zeiden voor de grap, dat we verderop vast nog wel een vis- of zeearend te zien zouden krijgen... De wens was ook hier de vader van de gedachte!