’t Is een vroege zondagmorgen in het einde van maart. Ik lig in mijn schuilplaats van hoog opgeschoten duindoorns onder aan de Paalberg om eenden te tellen in de plassen rondom. Een telling, die de 18 waarnemers van het vogelpopulatieonderzoek in de Wassenaarse duinen allen tegelijk op hetzelfde tijdstip verrichten en twee weken later herhalen, teneinde inzicht te krijgen in de stand van de watervogels in deze steeds mooier wordende duinen. Om zo’n heel uur stil te liggen met je „Hensoldt” voor je ogen is eigenlijk wel koud; maar het lijstje met waarnemingen wordt al aardig lang. Wilde eend: 60♂♂—35♀♀, kuifeend: 80♂♂—68♀♀ en een indrukindrukwekkende lijst van meerkoeten en waterhoentjes en een heleboel ander spul.