Er is eens iemand geweest die, door Zeeland reizende, sprak van het doodverloren land van Schouwen. Ongetwijfeld is dit geen lovende uitspraak. Nu weet ik niet meer, wie deze heer was, nog minder in welke toestand hij verkeerde, toen hij deze woorden sprak, of liever schreef of onder welke weersomstandigheden hij Schouwen zag. Het zou b.v. best mogelijk zijn, dat hij aan een maagzweer leed, die hem een sombere blik op de dingen schonk of dat hij op een donkere winterdag op Schouwen kwam, toen de luchten en de landen dropen van het vocht en de einder, hoewel nabij, in de nevels verdoezeld lag.