De oost- en zuidkant van de oude Zuiderzee is vanouds zeer aantrekkelijk geweest voor waterwild. Daardoor ontstonden langs deze kilometerslange kust verschillende typische Nederlandse jachtgebruiken, waarvan het vangen van eenden in een „eendenkooi” er een is. Toen de Noordoostpolder droog viel, bleef er tussen Lemmer en Urk binnen de bocht van de ringdijk, die Rotterdammerhoek genoemd werd, een uitgestrekt drassig gebied met plassen over, waar het water onder de dijk door sijpelde, zgn, kwelplassen. Op dezelfde manier blijven thans langs de Knardijk naar Lelystad delen van de polder nat, zolang in het geprojecteerde zuidelijk Flevoland nog water is.