Door het uitblijven van een avond met uitgesproken hoorbare sterke nachttrek van koperwieken, is het ook in de afgelopen herfst niet tot een algemene telefonische oproep gekomen. Wel hebben we op een drietal avonden een klein aantal waarnemers, verspreid over het land, telefonisch gevraagd een half uurtje te luisteren, om een idee van de spreiding van de trek te krijgen. Nadat op 13 oktober overdag de eerste sterke trek van koperwieken was waargenomen, hebben wij die dag ’s avonds enige waarnemers opgebeld, hoewel de trek maar matig hoorbaar was. Op 30 oktober, toen er een zeer sterke dagtrek van kramsvogels en in mindere mate van koperwieken had plaats gevonden, hebben wij ’s avonds wederom een beroep op een beperkt aantal waarnemers gedaan. De derde oproep was op 5 november, toen er in de late namiddag langs de kust plotseling een ware lawine van vogels optrad, waarbij in hoofdzaak merels, andere lijsters en veldleeuweriken overtrokken. Dat er over het geheel zo weinig trek gehoord is, kan veroorzaakt zijn 1° doordat het op de avonden met gunstig trekweer meestal vrijwel onbewolkt was en de koperwieken in verband hiermee hoog vlogen en niet vaak hun roep lieten horen: 2° doordat er nachten geweest zijn met weersomstandigheden, die zo gunstig waren voor directe trek van Scandinavië naar Groot Brittanië, dat reusachtige aantallen koperwieken deze zeeroute gevlogen hebben en daardoor buiten onze grenzen zijn gebleven.