Het is met de roofvogels eigenlijk een treurige zaak. Dat is het, helaas, met de natuur- en vogelbescherming in het algemeen, doch met de roofvogels is het wel heel erg gesteld. Sinds enkele jaren besteed ik veel aandacht aan de studie van allerlei onderdelen uit het leven en de verspreiding van roofvogels over de gehele wereld. Nergens worden ze met rust gelaten. In alle werelddelen worden ze vernietigd. Men krijgt de indruk, dat in alle levensgemeenschappen van de wereld aanvankelijk de roofvogels een belangrijke plaats hebben ingenomen en dat ze talrijk zijn geweest in soorten en individuen. Waar is dat thans nog het geval? Bijna overal behoren roofvogels tot de weinig talrijke en zelfs schaarse vogelsoorten. Het is een misvatting, dat dit, ook in Europa, een normale situatie is. De opzettelijke vernietiging door de mens en de onwillekeurige verdrijving uit hun woongebieden hebben de roofvogels in aantal en verspreiding teruggebracht tot een fractie van wat deze behoorde en zou kunnen zijn. Deze voor de gehele wereld geldende droeve gedachten kwamen des te sterker bij mij op, toen ik het boekje las, waarvoor ik ook in dit blad de aandacht zou willen vragen. Het is „Hawks aloft: the story of Hawk Mountain”, van Maurice Broun, waarvan in 1962 een fotoreproduktie is verschenen (Kutztown Pub. Co., Pa.), na bij een andere uitgever (Dod, Mead Comp.) tussen 1949 en 1960 vijf drukken te hebben beleefd.