Bij mijn dagelijkse waarnemingen van enkele zangvogelsoorten in het voorjaar 1962 viel het me op, dat er veel minder fitissen waren dan in de voorafgaande jaren. Sinds 1951 wandel ik in het voorjaar van half maart tot half mei elke morgen, die ik ervoor kan vrij maken, langs een vaste route door het Mastbos bij Breda en teken daarbij op een schetskaartje de zingende in van fitis, tjiftjaf, tuinfluiter, zwartkop, grasmus en fluiter. soorten de zingende Daarbij tel ik ook nog van enkele andere en krijg zodoende enig idee van het aantal territoria van deze soorten. Zo op het eerste gezicht lijkt dat misschien een eentonig werkje. Ik kan u echter de verzekering geven, dat het erg interessant is en niet verveelt. Op zo’n dagelijkse tocht leert men de vogels bijna persoonlijk kennen, want men vindt de meeste steeds op vrijwel dezelfde plaats. Daarbij valt het echter op, dat bijv. tuinfluiters zich vaak in korte tijd over vrij grote afstand verplaatsen, terwijl fitissen nogal honkvast zijn en meestal binnen een straal van 50 m op dezelfde plaats zijn te vinden. Ook zijn er bij dezelfde vogelsoort vlijtige zangers en andere, die men bijna nooit hoort zingen. Ik geloof, dat bijv. fitissen en tjiftjaffen, die men vanaf de terugkomst in de lente tot in de zomer steeds hoort zingen, ongepaarde zijn. Ook bij andere soorten is dat wel het geval.