Er zijn over sterfte van vogels door landbouwvergiften uit Nederland weinig gegevens bekend. Toch moet worden aangenomen dat het verschijnsel, dat op de Britse eilanden zó opvallend en omvangrijk is, hier ook zal optreden. Wel dienen wij daarbij te bedenken, dat in de Britse landbouw vooral veel gechloreerde koolwaterstoffen worden gebruikt, waarvan nu wel bekend is, dat zij zelden rechtstreeks dodelijke vergiftiging veroorzaken. Deze stoffen worden echter in het lichaam van de vergiftigde dieren opgeslagen, waarbij de hoeveelheid geleidelijk kan toenemen, tot zij zo groot wordt dat onvruchtbaarheid optreedt of zelfs sterfte. Het in Nederland op grote schaal gebruikte parathion daarentegen is een veel zwaarder vergift, dat in grote dosis onmiddellijk de dood veroorzaakt. Het heeft echter één zeer belangrijk voordeel. Na een niet dodelijke vergiftiging herstelt het getroffen organisme zich betrekkelijk snel en er blijven geen gifstoffen in het lichaam achter, zodat bij een volgende vergiftiging alleen de dan in het lichaam gekomen dosis al of niet de dood veroorzaakt. Toch beschikken wij over gegevens omtrent een zeer omvangrijke vergiftiging van vogels in het voorjaar van 1960. Er werden toen, in alle delen des lands, vooral op of nabij akkers, opvallend grote aantallen dode vogels gevonden, die de indruk maakten door vergiftiging om het leven te zijn gekomen. Op verzoek van het Dienstvak Natuurbescherming van het Staatsbosbeheer en de Faunabeschermingscommissie van de Natuurbeschermingsraad heeft het R.I.V.O.N. toen een onderzoek verricht naar de omvang en achtergronden van deze opvallende vogelsterfte. Dit geschiedde in samenwerking met het Centraal Diergeneeskundig Instituut te Rotterdam, de Directie Faunabeheer van het Ministerie van Landbouw en Visserij en de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels.