Slijper heeft ons reeds uitvoerig verteld (Het Vogeljaar, 1963, nr. 3, blz. 81 e.v.) hoe onrustbarend de stand van de havik in Nederland is achteruit gegaan. De laatste cijfers die hij mededeelde hadden echter betrekking op de jaren 1959 en 1960, toen er nog omstreeks 80 paren waren. Inmiddels is de toestand nog aanzienlijk verslechterd en de schattingen van het aantal paren, dat in 1963 in Nederland heeft gebroed, schommelen tussen 10 en 25. Een achteruitgang derhalve sinds 1956 met tenminste 80 pct. Gelukkig heeft het bekend worden van deze cijfers een schok veroorzaakt. Een van de gevolgen hiervan is, dat het Natuur Noodfonds Nederland, de Nederlandse vertegenwoordiging van het World Wildlife Fund, waarvan Z. K. H. de Prins der Nederlanden president is, wil trachten nog dit najaar en voorts in het vroege voorjaar van 1964 20 tot 40 haviken, die in Duitsland zullen moeten worden gevangen, in Nederlandse bossen uit te zetten. In de hoop uiteraard, dat zij zich daar blijvend vestigen, waarop bij een honkvaste vogelsoort als de havik een redelijke kans lijkt te bestaan.