Eigenlijk toch nog betrekkelijk onverwacht is er een definitief einde gekomen aan het voortbestaan van een van de mooiste vogelreservaten, niet alleen van Nederland, doch van geheel West-Europa: „De Beer”, op de „kop” van het eiland Rozenburg. Bulldozers grommen op de plaats, waar in de afgelopen zomer nog tweeduizend paren grote sterns hun jongen hebben grootgebracht en cutterzuigers vreten onverzettelijk hun weg langs de plekjes, waar misschien zelfs nog dit najaar vogelaars met ingehouden adem achter morinelplevieren aanschuifelden, die zich nu eenmaal zo weinig van mensen aantrekken, dat dure telelenzen volmaakt overbodig worden. Een ontmoedigend verhaal, voor wie mocht hebben gemeend dat een natuur- of vogelreservaat onschendbaar zou zijn; voor wie de illusie mocht hebben gehad dat het inzicht en de offervaardigheid van hen, die een halve eeuw geleden reeds stappen namen en middelen beraamden om hier en daar wat van de toen reeds bedreigde natuur te redden, zouden worden erkend en gerespecteerd. Want laten we, bij alle teleurstelling, verontwaardiging of verbittering zelfs, vooral niet uit het oog verliezen, dat het hier niet ging om het vaststellen van een definitieve bestemming van een omstreden gebied, maar heel duidelijk van het ongedaan maken van een reeds lang geleden met wijs inzicht genomen besluit ten aanzien van een terrein, waarvan de onvervangbare waarde volledig was erkend en aanleiding was geweest tot het nemen van maatregelen, die het ongerepte voortbestaan leken te verzekeren.