Een zeer groot deel van de bergeenden van West-Europa concentreert zich in juli, augustus en september in de Duitse Bocht, waar de vogels uit het waddengebied de vleugelrui doormaken (Hoogerheide 1942). De vogels doen hierover ca. 29 dagen (Hoogerheide 1958), waarin ze niet kunnen vliegen. Gedurende een week of zes zijn er enorme aantallen bijeen. Daarna verspreiden de vogels zich geleidelijk en keren in het najaar terug naar hun broedgebied. Die uit de noordelijkste delen ervan (Scandinavië) blijven in het waddengebied hangen of zakken af naar het zuiden van het Noordzeegebied en NW-Frankrijk. In 1954 werden de ornithologen in de landen rondom de Noordzee opgeschrikt door berichten, dat de Royal Air Force met bommenwerpers oefende boven het Grote Knechtsand, waarbij zeer grote aantallen bergeenden werden gedood. Gelukkig bleken regelingen mogelijk waardoor herhaling werd voorkomen (Goethe 1957). Hoewel de kruitdamp dus is opgetrokken, behield het woord „Knechtsand” voor Henri van der Vloet en mij, „Tadornomaan” als wij zijn, een magische klank. Toen Dr. Goethe ons tegen augustus 1963 voor een bezoek aan het Knechtsand uitnodigde, werd deze invitatie dan ook enthousiast aanvaard. Helaas was Van der Vloet uiteindelijk verhinderd. Ik was dus de enige Hollander die de tocht meemaakte. De Canadees-Schotse ornitholoog Young was de andere buitenlander.