Toen wij, eind augustus 1961, voor de eerste maal het vogeltrekstation Falsterbö in Zweden bezochten en dagelijks de enorme horden trekvogels zagen, die op deze plaats in het najaar het Scandinavisch schiereiland verlaten, werd het ons duidelijk dat in de toekomst Falsterbö hoge ogen zou gooien wanneer er sprake van mocht zijn om de vakantie in de nazomer te nemen. Voor ons, Nederlanders, is het beslist niet noodzakelijk om òver de landsgrenzen te gaan om op één dag in de herfst tienduizenden vogels waar te nemen, maar wat voor vogels dit ook mogen zijn, duizenden stootvogels beslist niet. En ondanks de honderdduizenden piepers, kwikstaarten, zwaluwen, vinkachtigen en talloze andere soorten die ieder najaar Falsterbö passeren zijn het de stootvogels, die op dit vogeltrekstation hun stempel gezet hebben. Het dorpje Falsterbö ligt op een schiereilandje aan de uiterste zuidwestpunt van Zweden, een 25 km ten zuiden van Malmö. Het vogeltrekstation bevindt zich, enigszins afzijdig van het dorp, aan de rand van een strook loofbos. Deze strook loopt parallel aan de zuidkust. In dit loofbos heeft, tot grote vreugde van de Zweedse ornithologen, in de zomer van 1963 een wielewaal gebroed.