Zaterdagmiddag 30 mei 1964, omstreeks half zes reden we op de fiets langs de Biesboschweg op Texel. Deze wordt aan de ene kant begrensd door dennen en aan de andere kant door duinen, die begroeid zijn met loofhout als vogelkers, berken enz. Plotseling vlóóg uit een den een zeer opvallende vogel. Hij streek laag over de weg voor ons uit en aan de spitse blauwe vleugels en de bruine rug herkenden we de scharrelaar. Tijdens het wegvliegen liet de vogel een heel diep „rááh” horen, dat niet in de „Vogelgids” doch wel in het „Prisma Vogelboek” wordt vermeld. De vogel streek op een afstand van ongeveer 7 meter in een dennetop, doch vloog onmiddellijk weer op en verdween over de boomtoppen. We zijn toen te voet tussen de bomen gaan kijken, doch zonder succes. Zodra we bij de weg terug keerden, zagen we daar de scharrelaar op een paar uitspringende takken zitten. Hoewel de vogel erg schuw was, konden we hem nog een paar maal nauwkeurig bekijken.