Dit is het verslag van een reis, die W. Trinks en ik in het voorjaar en de zomer van 1959 door Ijsland maakten. Het was onze bedoeling een indruk te krijgen van het IJslandse vogelleven en hierin zijn wij, mede dankzij de hulp en inlichtingen van een aantal Nederlandse, Engelse en IJslandse ornithologen goed geslaagd. Ijsland ligt midden in de Atlantische Oceaan, juist tussen de Oude en de Nieuwe Wereld en het eiland ligt nog juist beneden de Poolcirkel. Hoewel de naam zulks doet vermoeden, heerst er op het eiland geen arctisch klimaat. De Golfstroom doet vooral aan de west- en zuidkust haar milde invloed gelden. In Reykjavik blijft ’s winters de sneeuw nooit langer dan een paar dagen liggen; aan de noordkust kan de situatie echter wel anders zijn, wat wel blijkt uit plaatsnamen als Isafjördur (=ijsfjord). De zomers op Ijsland zijn zacht, maar vochtig. In het binnenland kan het klimaat de allure krijgen van een landklimaat; we maten daar wel temperaturen van 25° C. De naam Ijsland dankt het eiland aan de enorme gletschers in het zuiden en midden van het land, die van zeer grote afstand vanuit zee te zien zijn. De grootste van deze ijskappen heeft een oppervlakte van ruim een derde van de oppervlakte van Nederland.