Voor de eerste maal verschijnt er een verslag met de resultaten van de tellingen uit een voorgaand seizoen. Wanneer u straks de cijfers ziet dan is het mogelijk dat u zegt: „Wat vallen die aantallen mij tegen”. Inderdaad zijn de getelde aantallen klein in vergelijking met de aantallen, die er werkelijk in Nederland moeten voorkomen. Zoals echter de heer Eygenraam in een vorige mededeling heeft besproken, is het onmogelijk al het waterwild in Nederland op één dag te tellen, hoe interessant het overigens zou zijn de juiste aantallen te weten. Waar het om gaat bij de tellingen is de vraag: Gaat de stand voor- of achteruit? Wanneer dit laatste het geval is dan moet bij een blijvende vermindering de oorzaak ervan worden opgespoord. Door het nemen van beschermende maatregelen kan dan aan de daling mogelijk een einde worden gemaakt. Om nu te kunnen beoordelen of er schommelingen in de populatiedichtheid plaats vinden is het nodig dat er een voldoende aantal representatieve gebieden regelmatig wordt geteld. Met de verzamelde gegevens kan dan toch een betrouwbaar beeld van het wel en wee van onze waterwildstand worden gevormd. Eenden en ganzesoorten ondernemen jaarlijks tochten waardoor zij vele landen van Europa passeren. Het is daarom belangrijk dat tellingen in alle landen wordt verricht en wel op dezelfde data. Dan krijgt men een overzicht van de gehele waterwildbevolking van Europa.