De gierzwaluw, een typische zomervogel in ons land, is gewoonlijk reeds begin augustus voor het grootste deel weggetrokken. Hier en daar worden in de maand augustus en soms ook nog wel begin september enkele gierzwaluwen op doortrek waargenomen. En zelfs uit oktober, november en december (1) zijn waarnemingen uit Nederland bekend. („Ned Vogels”, p. 330, „Limosa” jrg. 27, p. 143; jrg. 30, p. 93; jrg. 32, p. 60; (misschien niet meer in de hogere lucht-De vraag rijst waarom de hoofdgroep van deze vogels reeds zo vroeg uit ons land vertrekt, wanneer er toch schijnbaar nog voldoende insekten aanwezig zijn misschien niet meer in de hogere luchtlagen?) en waarvan de vogels leven die nog zo laat in ons land worden waargenomen. Het is bekend dat de gierzwaluw een vogel is, die in korte tijd grote afstanden aflegt (meestal beïnvloed door het weer) en hierover stelt de soort ons nog voor talloze raadsels. Er zijn vermoedens, dat in het voorjaar de eerste exemplaren verschillende malen de broedterreinen komen verkennen en dan terugkeren, om later gezamenlijk het broedterrein te bevolken. Ten gevolge van slecht weer kunnen gierzwaluwen soms dagenlang, hun broedsel met eieren of jongen in de steek laten en dan blijken zij zich soms op grote afstand te verplaatsen.