Aan het slot van het onderschrift bij de foto van een snor op de Vogelbeschermingskalender 1965 schreef ik: „We hebben wat geaarzeld, voor we deze foto kozen, omdat de snor zijn nestje heel knap pleegt te verstoppen tussen allerlei ruigte, zodat we moeten aannemen dat hier, terwille van een duidelijk „portret”, wat erg vrijmoedig is „getuinierd”.” Ik maakte die opmerking op verzoek van de juryleden Jan P. Strijbos, G. K. C, v. Tienhoven en Prof. Dr. K. H. Voous, die zich (mét vele andere vogelbeschermers) zorgen maken over de onstuimigheid, waarmee sommige vogelfotografen werken. Daarom doet het mij genoegen, een inmiddels ontvangen verweer van de heer Muusers te publiceren, waarin hij o.a. schrijft: „Begin mei vond ik het nest in het Twiske. Midden mei werd er wat in het Twiske gespoten om een grote zandzuiger in het gebied te laten. Toen het water bleef stijgen werd op een zaterdag besloten, terwijl het water de bodem van het nest al had bereikt, dit nest op een plank te plaatsen en het geheel niet te camoufleren. Toen de jongen groot genoeg waren om gefotografeerd te worden, heeft deze gang van zaken de onnatuurlijke omgeving veroorzaakt.” Het is jammer, dat de heer Muusers e.e.a. niet bij de inzending van zijn foto (tegelijk met een vrij groot aantal andere, eveneens zeer fraaie) heeft vermeld. Het was een aardig onderwerp geweest voor het onderschrift en ik zou hem zeker lof hebben toegezwaaid, i.p.v. enige kritiek te laten horen. Dat de verontrusting van de juryleden wel enige grond heeft, blijkt uit het slot van de brief van B. M., waar hij schrijft: „Ik ben het met U eens dat de door U genoemde misstanden bestaan, mede doordat thans telelenzen binnen het bereik van bijna iedereen liggen, hetgeen velen (veel te velen) tot de vogelfotografie uitnodigt. Hoewel een regeling op dit gebied mij moeilijk te verwezenlijken lijkt, zal ik ieder aanvaardbaar voorstel hieromtrent toejuichen en er van harte mijn (bescheiden) medewerking aan verlenen.”