Vijftig jaar geleden waren boeken met gekleurde platen van planten, dieren en landschappen grote zeldzaamheden, maar in Nederland trof je ze in veel gezinnen aan. In ons eigen huis, maar ook bij al mijn vriendjes, stonden ze, de Verkade’s albums, maar ze hadden zelden rust. Gedurende het maandenlange verzamelen en ruilen hadden we de plaatjes al zó goed in ons geheugen geprent, dat de beelden ons vertrouwd waren en we de planten en dieren buiten herkenden. Als dan echter het album kwam en de plaatjes ingeplakt waren (feest op zichzelf!) kwam het lezen en herlezen van Thijsse’s verhalen. Ik was als kind te ongedurig; ik kon er nooit lang achter elkaar mee bezig zijn. Na een paar bladzijden kwam alweer de drang om naar buiten te gaan, om zelf te kijken en zelf te ontdekken. Thijsse was een soort rattenvanger van Hameln, die de jeugd meelokte, de steden en dorpen uit, om ze te voeren naar het vrije veld, niet om hen te verderven, maar juist om hen de blijde wereld te doen ontdekken. Hij probeerde niet de jeugd te onderwijzen en haar veel te leren; hij spoorde aan tot zwerven buiten, tot zien, tot beleven, tot genieten. Thijsse zelf zei het zo kort en zo raak: „’Onthouden’ is heel moeilijk. Doch iets ’onvergetelijks’ te bewaren is een „genot, en dat onvergetelijke kan zich ontwikkelen tot een waren ziele„schat en levensvervulling”.