Als men als Nederlander iets van de vogels van Denemarken wil zien, dan ligt het voor de hand om in Zuid-Jutland te beginnen, want dat is de streek, die men het gemakkelijkst bereikt. Verder treft men er een aantal soorten aan, die in de rest van Denemarken ontbreken, omdat zij in Jutland de noordgrens van hun verspreiding bereiken. Overigens zal, wie grote aantallen vogels wil zien, b.v. op de trek, beter andere streken kunnen opzoeken, zoals Blåvand, ten noorden van Esbjerg, Knudshoved bij Nyborg, Stigsnæs bij Skelskor en Amager, het eiland ten zuiden van Kopenhagen. Laten we de reis beginnen in het oosten van Zuid-Jutland, waarvoor ik de gegevens voor een groot gedeelte ontleen aan een artikel van Erik Kramshøj en Niels Rodenberg in „Feltornithologen”, nrs. 3 en 4, 1963. De waarnemingen zijn hoofdzakelijk gedaan in de maanden mei, juni en juli. Van de futen werd alleen de gewone fuut gezien in de fjord van Augustenborg. op het Krusåmeer, op de meren bij Grasten, op het meer van Padborg en op Ketting Nor.