Enkele jaren geleden gaf ik in een kort artikel enkele waarnemingen weer van zangvogels, die zeedieren aten (Vader, 1963). Sedertdien ben ik altijd op dergelijke voorvallen blijven letten, met als resultaat dat ik vooral bij spreeuwen nu al heel wat keren dergelijk gedrag heb kunnen waarnemen. Dat is natuurlijk op zichzelf niet zo onverwacht, want van de veelzijdigheid en het aanpassingsvermogen van deze soort zijn al vele voorbeelden bekend geworden. Aangezien ik over dit facet van het gedrag in de, weliswaar zeer beperkte, mij ter beschikking staande litteratuur zo goed als niets heb kunnen vinden, is het wellicht toch de moeite waard een kort overzicht van de waarnemingen te geven. Zoals de vorige keer reeds werd medegedeeld (loc. cit.), zochten in het voorjaar van 1962 tientallen spreeuwen die hun nesten hadden langs de Buitenhaven in Den Helder, hun voedsel op de langs de kade liggende vissersschepen en voerden hun jongen met de op de schepen achtergebleven grendeltjes en garnalen. Op mijn vraag in „De Levende Natuur”, of een dergelijk gedrag ook in andere vissershavens was geconstateerd, kwam geen enkele reactie, maar verdere waarnemingen hebben mij de overtuiging gegeven, dat het verschijnsel desalniettemin regelmatig en wijd verspreid voorkomt.