Men moet ver reizen om het voor vele Nederlandse vogelliefhebbers zo vertrouwde, maar toch altijd weer indrukwekkende winterse schouwspel van duizenden rustig grazende wilde ganzen, buiten Nederland te vinden. Het massale voorkomen van overwinterende ganzen is weliswaar geen zeldzaamheid, doch het is in geheel Europa en Azië wel tot weinige gebieden beperkt. De laatste tientallen jaren hebben naar schatting jaarlijks tussen vijftig- en honderd-duizend wilde ganzen in Nederland overwinterd. Het allergrootste deel daarvan behoort tot vijf hierna te noemen soorten. Het is zeer de vraag of men zulke grote aantallen in de enkele andere Europese overwinteringscentra, in lerland en op de Britse eilanden, in Hongarije en op enkele plaatsen aan de kusten van de Egeïsche Zee, de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, zo dicht bij elkaar zal kunnen aantreffen. Wat dat betreft is het voorkomen van de geweldige scharen gakkende wilde ganzen in Nederland wel degelijk een zeldzaamheid. Een minstens even grote zeldzaamheid is de omstandigheid om bijna de helft van de wereldpopulatie van één soort bij elkaar te kunnen zien, zoals dat gebeuren kan in de weidegebieden aan de boorden van de Lauwerszee, waar in de winter tussen tien- en twintig-duizend Brandganzen bijeen kunnen zijn. In Nederland doet zich thans de paradoxale situatie voor, dat het voortbestaan van ganzensoorten, die daar in grote aantallen overwinteren, in gevaar wordt gebracht en dat een nationaal beraad gewenst is om middelen te vinden aan de dreigende gevaren het hoofd te bieden. De in dit speciale nummer van Het Vogeljaar volgende artikelen van de hand van deskundige ornithologen, jagers, wildbeheerders en vogelbeschermers zullen de daartoe benodigde zakelijke gegevens verschaffen. De volgende opmerkingen zijn slechts bedoeld als een bijdrage om de algemene problematiek van deze paradox te helpen doorzien. Allereerst volgt een kort overzicht van de geographische herkomst van de hierboven bedoelde vijf in Nederland overwinterende ganzensoorten. De onderlinge verschillen blijken groot te zijn. Deze zijn van betekenis bij het vaststellen van de verschillende richtlijnen voor het behoud en het beheer van de voedsel- en rustgebieden en het beleid voor de jacht met betrekking tot elk van deze soorten.