In gedachten gaan we vele eeuwen terug toen Nederland en het grootste deel van Europa nog bestond uit natuurlijke landschappen. Er waren toen hoogopgaande loofbossen op de droge gronden en moerasbossen in de lage delen. Langs veel kusten echter waar de getijden vrij spel hadden, konden de bossen zich niet ontwikkelen en daar bestonden uitgestrekte kwelderlandschappen. Deze kwelders kwamen vooral in het noordoosten en zuidwesten van ons land voor. Vermoedelijk waren er verder nog langs de rivieren natuurlijke graslanden en ook temidden van de bossen kunnen wel open stukken geweest zijn. Tenslotte was er ook in de hoogvenen op vele plaatsen een lage vegetatie. In het Nederland van die dagen gaan we in het winterhalfjaar op zoek naar wilde ganzen, de vogels dus die ons hier ook verder bezig zullen houden. Het merendeel van de ganzen zal toen wel zijn voorgekomen op de kwelders in de buurt van de kust. Hier voldeed het landschap zeker het beste aan de milieu-eisen die we nu van deze vogels kennen.