Sprekend over de weidelijke jacht op ganzen is het goed de aandacht allereerst te bepalen tot wat nu eigenlijk verstaan moet worden onder weidelijke jacht in het algemeen, voordat wij ons tot de ganzen in het bijzonder beperken. Zonder hier diep in te willen gaan op het waarom en hoe van de jacht zelf en dus uitgaande van het feit, dat de jacht als zodanig uitgeoefend wordt en dient te worden, zullen wij als goede jagers steeds stellen, dat onder alle omstandigheden de jacht op weidelijke wijze bedreven moet worden. Weidelijk, d.w.z. in overeenstemming met de regels, die wij mensen hebben opgesteld na een lange ontwikkeling van primitieve voedseljacht, waarbij het doel zonder meer de middelen geheiligd zal hebben, tot het faunabeheer van het laatste uur. Wij willen deze regels hier weergeven in de versie opgesteld door de Internationale Jachtraad. De jager heeft achting voor het wild en eerbiedigt en behoedt derhalve het wild en zijn verblijfplaatsen. Om deze eerste plicht te vervullen tracht hij het evenwicht in de natuur te bewaren en hij is dan ook een doelbewust natuurbeschermer, die de natuur in zijn totaliteit beschouwt.