Van 121 gebieden in Nederland werden dit seizoen (tot 15 november 1966) regelmatige waarnemingen ontvangen. Daarnaast werden zeer veel incidentele tellingen ingezonden. Uit het verzamelde materiaal konden voor de meeste soorten indices worden berekend. Ze zijn ondergebracht in tabellen en werden kort besproken. Van enkele andere soorten werden de totaalcijfers vermeld. Soorten die ten opzichte van 1964/’65 in Nederland talrijker waren zijn: wilde eend, pijlstaart, slobeend, kuifeend, tafeleend, brilduiker, grote zaagbek, knobbelzwaan en meerkoet. Het aantal overwinterende en doortrekkende nonnetjes en bergeenden bleef ten opzichte van 1964/’65 nagenoeg gelijk, terwijl wintertaling, smient en kleine zwaan in kleinere aantallen werden waargenomen. Van de overi- ge soorten konden geen indices worden bepaald, zodat daarvan niet genoeg bekend is om bepaalde conclusies ten opzichte van de overwinterende aantallen te rechtvaardigen. W. A. Weyland, ITBON, Kemperbergerweg 11, Arnhem Geraadpleegde literatuur 1. Beale C. J., Priority Wildfowl Counts 1965/’66. Reports of the Wildfowl Trust, Slimbridge, England. 2. Voous, K. H. 1960. Atlas van de Europese vogels, Amsterdam, 284 pp. 3. Weyland, W. A. Periodieke waterwildtellingen IX. Verslag van de tellingen uit 1964/’65, „Het Vogeljaar” 14, p. 93-101. Voor belangstellenden is in zeer beperkte mate nog een gestencild verslag van de tellingen uit 1965/’66 te verkrijgen bij de afd. Wildbiologie van het ITBON. Behalve de gegevens die hier reeds werden vermeld en besproken, bevat dit stencil de namen van alle medewerkers, alsmede een volledige lijst van telgebieden. Ook werden hierin voor alle soorten de totaalcijfers per teldag vermeld.