In vrijwel alle dierentuinen kan men troepjes flamingo’s aantreffen. Aldus Drs. Dekker in een bijdrage, elders in dit nummer. Hij voegt er, terecht, aan toe dat deze fraaie vogels (in toenemende mate) ook bij particulieren en zelfs „ter opluistering” van exposities, te zien zijn. Het lijkt er op, of een flamingo op het gazon tot de status-symbolen gaat behoren. Hetgeen bedenkelijk is, als we in het artikel van Drs. Rooth lezen, hoe klein de aantallen zo langzamerhand zijn geworden, die er van sommige soorten of vormen van de flamingo nog bekend zijn. Het is zeer verheugend, dat overleg heeft geleid tot een zekere vorm van bescherming van de bedreigde flamingobroedplaats van Bonaire, zelfs ten koste van bepaalde economische belangen. Maar dan lijkt het toch dringend geboden, om aan de tot nu toe ongelimiteerde handel in flamingo’s beperkingen op te leggen. Dit blijkt, althans ten aanzien van de vormen van de grote flamingo’s (de Europese rose flamingo, de Westindische rode flamingo en de Zuidamerikaanse Chileense flamingo) betrekkelijk eenvoudig te zijn. Immers, hoewel hier tot nu weinig rekening mee is gehouden: dit zijn alle vormen van de soort Phoenicopterus ruber, een in Europa in het wild levende vogelsoort en derhalve, volgens de bepalingen van onze Vogelwet 1936 beschermde vogels. Hieruit volgt niet alleen dat „het doden, pogen te doden, vangen of pogen te vangen” van tot deze soort behorende flamingo’s strafbaar is, maar evenzeer dat het strafbaar is deze vogels „ten verkoop voorhanden te hebben, te koop aan te bieden, te verkopen, af te leveren, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, in te voeren of uit te voeren”. Maar ook het „onder zich hebben” is reeds strafbaar!