Weinig vogelsoorten zijn zulke verstarde of verstokte voedselspecialisten als de flamingo’s. Het voedsel van deze grote, langhalzige watervogels bestaat niet uit vis, maar uit heel kleine dieren en eencellige wieren die uit het water worden gezeefd. Door de dunne, gracieuze hals loopt een heel nauwe slokdarm. In tegenstelling tot die van een reiger of ooievaar, is de slokdarm van een flamingo nauwelijks rekbaar. Door de weinig minder dunne, maar uitermate rekbare reiger- of ooievaarshals kunnen grote prooien zoals vissen en zelfs ratten omlaag glijden. De slokdarm van deze vogels is zo rekbaar dat een mens zijn hand diep in hun keel en hals kan steken. Daarentegen lijkt een flamingo in dit opzicht op een baleinwalvis: zijn keelgat is klein en rekt voor het doorlaten van grote voedselbrokken niet uit. Het filtreerapparaat van de flamingo’s wordt gevormd door de vreemde, banaanvormig gebogen snavel en de dikke bewegelijke tong. Het apparaat bestaat uit talrijke als baleinen in geometrische lijnen gerangschikte hoornplaten aan de binnenkant van de hoge ondersnavelhelften, aan de onderzijde van de bovensnavel en uit de rijen grovere haken en plaatjes op de vlezige tong. De verschillende soorten flamingo’s bezitten elk hun eigen mate van ingewikkeldheid en fijnheid van filtreerapparaat. De grootte van de als voedsel gebruikte organismen wordt door de fijnheid van het filtreerapparaat bepaald. Iedere flamingosoort heeft zijn eigen voedselgrootte.