Al wordt Bonaire dan, met Aruba en Curaçao, tot de Grote Antillen gerekend, het is nergens meer dan 10 km breed en in totaal 35 km lang. Dit laatste is ongeveer anderhalf maal Texel, maar de totale oppervlakte zal ongeveer gelijk zijn aan die van ons vogeleiland. De vergelijking met Texel is met opzet gekozen, omdat ook Bonaire vermaard is als vogeleiland. Doch is het op Texel niet slechts de rijkdom aan individuen, doch vooral ook aan soorten, die we er kunnen aantreffen, Bonaire is vooral vermaard om één enkele vogelsoort: de rode of Westindische flamingo. Deze vermaardheid is zo groot, dat de flamingo’s van Bonaire zelfs een toeristische trekpleister vormen. Hetgeen indertijd voor het bestuurscollege van het eiland aanleiding was advies te vragen voor de instandhouding van de broedkolonie, toen deze na enige jaren van ongewone droogte duidelijke tekenen van achteruitgang vertoonde. Wat er weer toe leidde dat Drs. J. Rooth van augustus 1959 tot augustus 1960 met zijn vrouw op Bonaire verbleef om er de flamingo’s te bestuderen. De resultaten van hun werk zijn in 1965 gepubliceerd als Rivon Verhandeling nr. 1, door de Natuurwetenschappelijke studiekring voor Suriname en de Nederlandse Antillen, onder de titel: The Flamingos on Bonaire. Een uiterst boeiende en knappe studie, waarin vooral aandacht wordt geschonken aan het karakter van de broedplaatsen, aan het dieet en de voortplanting van deze merkwaardige en grillige vogels. Het is verheugend aan het slot van dit boek te lezen, dat er misschien zelfs sprake is van een geringe vooruitgang van de aantallen op Bonaire broedende vogels gedurende de laatste 5-10 jaar. Wel achtte Rooth een aantal maatregelen nodig, om rust in de broedkolonie van het Pekelmeer te verzekeren.