In het vrijwel altijd boeiende (gestencilde) tijdschrift „Aythya” van de Vogelwerkgroep van de Ned. Jeugdbond voor Natuurstudie (Adm.: Thea op de Hoek, Julianalaan 6, Oegstgeest) komt in nr. 3 (1967) een fijn artikel voor over „Voorkomen en terreinkeus van enkele rietvogels in het moerasgebied van de Nieuwkoopse plassen”, door Jan den Held. Van 1962—1966 werden gegevens verzameld over de aantallen broedvogels en hun verspreiding in het terrein. Bekeken werden zes soorten, waarvan de aantallen in het ongeveer 430 ha grote gebied waren: sprinkhaanrietzanger 1-3, snor 25, grote karekiet 12, kleine karekiet 300, rietzanger 600, bosrietzanger 2-3 en rietgors 650 (zingende ♂♂). Uit het onderzoek bleek dat de verspreiding der soorten ten nauwste samenhangt met de aard van de begroeiing. Het meest voorkomende vegetatietype in de Nieuwkoopse plassen: veenmosrietland dat jaarlijks wordt gemaaid, is vrij arm aan vogels. Alleen rietgors en rietzanger komen er, en dan nog in vrij kleine aantallen voor. Aan de randen van de rietlanden, waar het riet vaak hoger en dichter is dan in het rietland zelf, komt ook de kleine karekiet voor, na rietgors en rietzanger de talrijkste soort. De snor zoekt dichte zeggebegroeiing of dichtbegroeide trilveentjes op. De grote karekiet is aangewezen op rietkragen met hoog en dicht riet aan open water. Deze twee vegetatietypen komen bij Nieuwkoop weinig voor, waardoor het aantal van deze soorten vrij gering is.