Recente schattingen hebben de palearctische populaties waterwild op waarschijnlijk meer dan tweehonderd miljoen vogels gesteld. Er zijn ongeveer evenveel waadvogels en steltlopers. Deze natuurlijke rijkdom betekent niet alleen een groot economisch potentieel maar heeft evenzeer grote waarde voor wetenschap en recreatie (= vogelliefhebbers, jagers). Zoals welhaast een ieder weet: deze natuurlijke rijkdom wordt sterk bedreigd: waar aan de ene zijde de populaties in noord-west Europa tamelijk stabiel blijven (uitzonderingen daargelaten), zijn er op het ogenblik zulke veranderingen gaande overal elders in Europa, Afrika en Azië, dat van een dramatische ontwikkeling kan worden gesproken. Met name in de landen om de Middellandse Zee en in Turkije, die voor trekwild en voor overwinterende vogels van vitaal belang zijn, gaan dagelijks streken verloren zonder welke de vogels niet kunnen blijven bestaan. Vraag naar goede landbouwgronden is in de meeste gevallen de oorzaak van het verdwijnen van moerassen en delta’s: het zijn juist deze gebieden die, na drooglegging, goede landbouwgrond vormen, waaraan vaak grote behoefte is. Indien de internationale natuurbescherming zich systematisch tegen deze landbouwprojecten zou kanten, zou dit geen gehoor vinden en moreel toch economisch verantwoord zijn. Wél is er plaats voor wetenschappelijke argumenten: in zeer vele gevallen is het niet nodig een terrein geheel droog te leggen of zodanig te veranderen, dat er geen plaats meer is voor waterwild. Een juiste opzet kan voor landbouw niet-rendabele gronden sparen, waar het waterwild ongestoord kan blijven komen. Bij stuwwerken die meestal diepe, voor vogels ontoegankelijke gebieden creeren, kan een kleine wijziging zonder kostenverhoging vaak een ideaal gebied scheppen. Zulke ideeën zijn echter tot dusverre onbekend in de landen om de Middellandse Zee en in het Nabije Oosten. Indien ornithologen en oecologen hun advies kunnen geven bij het opstellen der plannen om weer een gebied droog te leggen, is reeds veel gered.