In de loop van de vorige eeuw ontstond in Duitsland, waar uitgestrekte bossen zijn, die van tijd tot tijd ernstig van insektenplagen te lijden hadden, een beweging om de vogels te beschermen. Men verwachtte dat de insekteneters de insekten in toom zouden kunnen houden. In het bijzonder viel daarbij de aandacht op de holenbroeders, omdat men die door het ophangen van nestkasten een gunstige broedgelegenheid kon bieden, terwijl de mezen die daarin vooral broeden, standvogels zijn, die dus het hele jaar door hun nuttige diensten kunnen verrichten. Al in 1824 maakte de Duitse predikant Hosinger propaganda voor het ophangen van nestkasten. Deze propaganda sloeg in en zijn werk werd voortgezet (door Gloger, Lenz en Liebe. Het duurde tot het einde van deze eeuw voordat Freiherr von Berlepsch op meer wetenschappelijke wijze nestkasten voor de verschillende mezensoorten en andere holenbroeders ging beproeven en tot modellen voor hen kwam, die hun vorm ontleenden aan de holen van spechten, die hij als de natuurlijke vervaardigers van nestgelegenheden voor de holenbroeders beschouwde.